Standard (EADGBE)
Ze woonde in een villawijk, haar ouders waren stinkend rijk
Toch was daar niets meer dat haar bond, ze gaf zich aan een vagebond
die sprak van liefde, 't oud verhaal, en zij geloofde 't allemaal
Zo ging ze weg ze nam niets mee alleen haar jeugd en het idee
dat hij haar man was zij zijn vrouw, en het altijd zo blijven zou
Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil, langs de kant van de weg
Ze trokken voort van stad tot stad omdat hij ruimte nodig had
Het zwerversleven was te zwaar niets voor een kind van zestien jaar
Haar liefde was haar levenslot ze ging er langzaam aan kapot
ze kon de hartstocht niet weerstaan, moest tot het einde verder gaan
Zij was geen kind maar ook geen vrouw en wist niet wat er komen zou
Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil, langs de kant van de weg
Zij werd vermoeid zag bleek en vaal, verloor haar jeugd, haar ideaal
Alleen haar liefde bleef bestaan, toch ging hij weg bij haar vandaan
Toch had ze kunnen weten dat hij niet genoeg aan liefde had.
Dat op een dag hij weg zou zijn en zij alleen met spijt en pijn
Dat hij zolang een meisje had als stormwind speelt met een enkel blad
Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil, langs de kant van de weg